Loading...
 

Genesis 16, 1-16

Genesis 16, 1-16: Sara en Hagar

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 29-30)

Sarai en Abram kregen geen kinderen. Ze woonden intussen al tien jaar in Kanaän. Toen zei Sarai tegen Abram: ‘Je ziet dat de Heer mij geen kinderen gegeven heeft. Je moet maar met mijn slavin slapen. Misschien kan zij dan een kind voor mij krijgen.’ De slavin van Sarai heette Hagar. Ze kwam uit Egypte. Abram was het eens met het voorstel van Sarai. Toen stuurde Sarai Hagar naar Abram, en Hagar werd Abrams vrouw. Hij sliep met haar en ze werd zwanger.

Toen Hagar wist dat ze zwanger was, had ze geen respect meer voor Sarai. Sarai zei tegen Abram: ‘Jij bent hier verantwoordelijk voor! Ik heb je mijn slavin gegeven. Maar nu ze weet dat ze zwanger is, heeft ze helemaal geen respect meer voor mij. Laat de Heer beslissen of dat jouw schuld is of mijn schuld.’ Abram zei: ‘Het is jouw slavin. Je moet zelf weten wat je met haar doet.’ Toen behandelde Sarai Hagar zo slecht, dat Hagar wegliep.

Hagar vluchtte naar de woestijn. Ze ging zitten bij een waterput langs de weg naar Sur. Een engel van de Heer zag haar daar zitten.
De engel vroeg: ‘Waar kom je vandaan, Hagar? En waar ga je naartoe?’ Hagar zei: ‘Ik ben gevlucht, ik ben weggelopen bij Sarai.’ Toen zei de engel: ‘Je bent de slavin van Sarai. Ga naar haar terug en doe wat zij zegt.’

De engel van de Heer zei ook: ‘Ik heb gehoord hoe ongelukkig je bent. Ik zal je heel veel nakomelingen geven, zo veel dat niemand ze kan tellen. Je bent nu zwanger en je zult een zoon krijgen. Die moet je Ismaël noemen. Je zoon zal zo wild zijn als een wilde ezel. Hij zal altijd doen wat hij zelf wil. En hij zal met iedereen ruziemaken, ook met zijn eigen familie.’ Toen zei Hagar tegen de Heer: ‘U bent een God die mensen ziet. Ik heb gezien dat u mij ook ziet.’

De put waar Hagar zat, wordt Lachai-Roï genoemd. Die put ligt tussen Kades en Bered.
Hagar kreeg een zoon. Abram noemde hem Ismaël. Abram was 86 jaar toen Ismaël geboren werd.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Sarai, de vrouw van Abram, kon geen kinderen krijgen. Op een dag zei ze tegen Abram: `Je weet dat ik geen kinderen kan krijgen. Maar ga naar mijn Egyptische slavin: misschien krijg ik wel een zoon van haar.' Abram vond het voorstel van Sarai goed. Hij had gemeenschap met Hagar, de Egyptische slavin van Saraï, en zij werd zwanger. Toen ze dat merkte, begon ze Sarai uit de hoogte te behandelen.
Daarom zei Sarai tegen Abram: `Het is allemaal jouw schuld. Ik heb jou mijn slavin gegeven en nu ze zwanger is, word ik door haar uit de hoogte behandeld. God mag oordelen, wie van ons beiden juist handelt.'
Abram zei: `Sarai, je kunt met je slavin doen wat je wilt.' Toen begon Sarai het leven van Hagar zo onaangenaam te maken dat die van haar wegliep. Een engel van God vond haar vond bij een waterput in de woestijn en vroeg: `Hagar, waar kom je vandaan en waar ga je naartoe?' Ze zei: `Ik ben weggelopen bij mijn meesteres Sarai.' De engel zei: `Ga naar haar terug en wees haar onderdanig. Uw nakomelingen zal ik zeer talrijk maken, zo talrijk dat ze niet meer te tellen zijn. Want jij zult een zoon krijgen die je Ismaël moet noemen, want God heeft jou verhoord in uw ellende. '
Toen gaf Hagar aan God de naam: `Gij zijt een God die ik zie.' Want, dacht zij, `ik heb God gezien, en toch leef ik nog, nadat ik Hem gezien heb.'

Daarom heet die put in de woestijn ‘de put van Lachai-roi’.

Een tijd later kreeg Hagar een zoon voor Abram. Hij noemde hem Ismaël. Abram was toen zesentachtig jaar.



Stilstaan bij …

Sarai
Vrouw en halfzus van Abraham.
Haar naam Sarai wordt veranderd in Sara (= vorstin). Volgens de Bijbel was ze tien jaar jonger dan Abraham.

Abram
God verandert de naam 'Abram' in 'Abraham’ (Genesis 17, 5)

Geen kinderen krijgen
Kinderen waren belangrijk. Voor de ouders waren ze een verzekering op de toekomst, want als de ouders oud werden, zorgden de kinderen voor hen.
Vrouwen die geen kinderen konden krijgen vonden dat heel erg en schaamden zich daar ook voor.

Slavin
Sarai noemt haar slavin niet bij naam, niet in deze context en later ook niet. Want Hagar is voor Sarai een instrument, een middel om kinderen te krijgen.
Dat Sara haar slavin aan Abraham geeft was in het Oude Israël gebruikelijk bij onvruchtbare vrouwen (Zie ook: Lea en Rachel gaven hun slavin aan Jakob)

Hagar
= vluchteling

De engel van Jahwe / de Heer / God
In de Bijbel heeft men het over de engel van God als men eigenlijk God zelf bedoelt. Deze omschrijving wordt gebruikt uit eerbied en respect voor God omdat men zo het uitspreken van de naam van God kan ontwijken.

Waterput
Waterputten werden uitgehakt in de grond en konden meer dan twintig meter diep zijn om tot bij grondwater te komen. Omdat de grond vaak rotsachtig was, was het een heel werk om zo'n put te maken.
Wie een put maakte of liet maken, was dan ook de eigenaar van de put.

Ismaël
= ‘Moge God verhoren’, ‘God verhoort’ of ‘God heeft verhoord’.

God zien
Volgens de joden kon geen mens God zien én in leven blijven.

Lachoï-Roï
= Leven en zien; De levende die mij ziet; bron van de levende (God) die aan me denkt.
Later vestigde Isaak zich bij die put.





Bij de tekst

Mesopotamisch huwelijksrecht

Als een vrouw onvruchtbaar bleek, mocht ze een tweede vrouw aan haar man geven, zodat het kind uit die 'relatie' haar kind zou zijn. Want een vrouw zonder kinderen, had geen toekomst, men zag haar als 'dood'. Want wie zou er later voor haar zorgen?





Bijbel en kunst

G. LANFRANCO

Hagar in de woestijn

Giovanni Lanfranco Hagar In De Woestijn

Giovanni Lanfranco (1582 – 1647) was een Italiaans barok kunstschilder.

De moedeloze Hagar laat zich bepraten door een engel om terug naar Abram en Sarai te gaan.